26 augustus 2013
Samenvatting soortenstandaard: gewone dwergvleermuis
De afgelopen jaren heeft het Ministerie van Economische Zaken van een groot aantal soorten een soortenstandaard uitgebracht. Projectleider van dit project is Toon Zwetsloot van Dienst Landelijk Gebied. Hij heeft ervoor gezorgd dat beschikbare informatie uit literatuur en expert judgement uit de Nederlandse praktijk bij elkaar gebracht zijn en beschreven in de soortenstandaards. In totaal zijn van 22 soorten een soortenstandaard beschreven, dit zijn de soorten die het vaakst bij ruimtelijke ontwikkelingen voorkomen. Zwetsloot: “De opdracht was: beschrijf van iedere soort op 1 A4-tje hoe je rekening kunt houden met de soort. Dat is niet gelukt, gemiddeld tellen de soortenstandaards 50 pagina’s vol informatie over deze soorten.” Dat is de reden dat we geprobeerd hebben de soortenstandaard van de gewone dwergvleermuis samen te vatten tot 1 A4-tje. Deze samenvatting is in dit weblog bericht te vinden.
Deze samenvatting maakt in grote lijnen duidelijk waarmee rekening gehouden moet worden in gebieden waar de gewone dwergvleermuis voorkomt. Voor aanvullende informatie raden wij aan de soortenstandaard zelf te raadplegen.
1. Ecologische informatie
De gewone dwergvleermuis is een kleine vleermuissoort met een zwarte snuit en korte ronde oren. Deze soort komt vooral voor in gebouwen, waar in de zomer en de winter nauwe ruimten onder dakpannen en in spouwmuren worden benut. Hier en daar worden ook wel groepen overwinterende dieren gevonden in ruïnes, kasteelkelders, ondergrondse groeven en gebouwen met dikke muren. Soms worden ook nauwe ruimten in bomen gebruikt. De gewone dwergvleermuis foerageert in steden en dorpen, in bos en bij water. Vliegroutes tussen verblijfplaatsen en foerageergebied lopen vrijwel altijd langs beplanting en andere lijnvormige structuren. De soort komt in bijna geheel Nederland voor en ontbreekt alleen op een aantal Waddeneilanden. Op veel plaatsen is het de meest voorkomende vleermuissoort. Over de aantalsontwikkeling is niets bekend.
2. Bescherming
Gewone dwergvleermuizen mogen niet worden gedood of opzettelijk verontrust en vaste rust- en verblijfplaatsen (zomer-, paar- en winterverblijfplaatsen), essentiële vliegroutes en foerageerplaatsen zijn beschermd. Ook in perioden waarin de dieren niet aanwezig zijn mogen dergelijke plekken niet ongeschikt gemaakt worden of verloren gaan. In bepaalde gevallen kan gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Als te verwachten is dat bij een ingreep verstoring van gewone dwergvleermuizen of hun leefgebied zal plaatsvinden moet een ontheffing Flora- en Faunawet worden aangevraagd. Deze wordt verleend als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan en de ingreep aan een wettelijk erkend belang voldoet. Vooraf dient in vrijwel alle gevallen onderzoek naar de situatie ter plekke plaats te vinden.
3. Onderzoek
Vanwege de mobiliteit van de gewone dwergvleermuis en de uiteenlopende functies die het landschap voor deze soort kan vervullen moet onderzoek gespreid over het jaar plaatsvinden. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd met behulp van een bat-detector door een deskundige op het gebied van vleermuizen. In de kraamperiode (half mei – half juli) moeten tenminste twee onderzoekronden in de avond- en/of ochtendschemer worden uitgevoerd en in de paartijd (augustus – september) eveneens twee ronden vanaf zonsondergang. Naast verblijfplaatsen moeten vliegroutes en foeragerende dieren in kaart worden gebracht. Winterverblijven zijn op te sporen door
in augustus te letten op middernachtelijk zwermgedrag en door in de winter in (voor mensen toegankelijke) ruimten naar gewone dwergvleermuizen te zoeken. Bestaande gegevens zijn maar zelden toereikend om negatieve gevolgen van een ingreep te kunnen beoordelen.
4. Beschermingsmaatregelen per activiteit
Activiteiten die nadelig kunnen zijn voor de gewone dwergvleermuis betreffen onder andere:
– renoveren, restaureren en slopen van gebouwen;
– kappen van bomen en verdwijnen van groenstructuren;
– aanleggen of verbreden van infrastructuur;
– aanbrengen van verlichting;
– plaatsing van windturbines (wordt niet nader toegelicht in de Soortenstandaard; betreft vooral aanvaringsslachtoffers).
Bij werkzaamheden aan gebouwen moet voorkomen worden dat gewone dwergvleermuizen gedood worden of verblijfplaatsen ongeschikt raken.
De meest kwetsbare perioden zijn de kraamperiode (15 mei – 15 juli), de paartijd (15 augustus – 15 oktober) en de winterrust (1 november – 1 april). Verblijfplaatsen moeten ruim van te voren ongeschikt gemaakt worden door gaten te slaan in holle muren dakpannen en betimmering te verwijderen. Afhankelijk van het type verblijfplaats moeten vervangende verblijfplaatsen uiterlijk drie toe zes maanden voordat een kwetsbare periode ingaat aanwezig zijn. Voor iedere te verdwijnen verblijfplaats moeten vier vervangende verblijfplaatsen worden gemaakt. Deze moeten onder andere een microklimaat bieden dat vergelijkbaar is met de verdwijnende verblijfplaatsen. Vervanging van winterverblijven moet in overleg met een vleermuisdeskundige gebeuren.
Als groenstructuren verdwijnen die als vliegroute en/of als foerageergebied gebruikt worden, moeten ruim van te voren (1 – 3 jaar) alternatieven aangeplant worden. De kapwerkzaamheden moeten dan in de winter worden uitgevoerd. Wanneer bomen als verblijfplaats worden gebruikt moeten de kapwerkzaamheden in de periode april – augustus worden uitgevoerd. Na het kappen moeten de bomen met de holten naar boven gericht een nacht blijven liggen zodat eventueel aanwezig vleermuizen kunnen wegkomen. Verstoring door verlichting moet vermeden worden. Dit geldt voor verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebied. In het plangebied en de directe omgeving moet de verlichting minimaal zijn, het licht moet naar beneden worden gericht en er moeten afschermende armaturen worden gebruikt. Bij nieuwe infrastructuur die een vliegroute kruist kan het noodzakelijk zijn een voorziening te maken die ervoor zorgt dat vleermuizen
veilig onder- of bovenlangs kunnen passeren.
De samenvatting is als PDF hier te downloaden. Samenvattingen van andere soorten zijn te vinden op regelink.nl/soortenstandaard