7 oktober 2013
Samenvatting soortenstandaard: levendbarende hagedis
De afgelopen jaren heeft het Ministerie van Economische Zaken van een groot aantal soorten een soortenstandaard uitgebracht. Projectleider van dit project is Toon Zwetsloot van Dienst Landelijk Gebied. Hij heeft ervoor gezorgd dat beschikbare informatie uit literatuur en expert judgement uit de Nederlandse praktijk bij elkaar gebracht zijn en beschreven in de soortenstandaards. In totaal zijn van 22 soorten een soortenstandaard beschreven, dit zijn de soorten die het vaakst bij ruimtelijke ontwikkelingen voorkomen. Zwetsloot: “De opdracht was: beschrijf van iedere soort op 1 A4-tje hoe je rekening kunt houden met de soort. Dat is niet gelukt, gemiddeld tellen de soortenstandaards 50 pagina’s vol informatie over deze soorten.” Dat is de reden dat we geprobeerd hebben de soortenstandaard van de levendbarende hagedis samen te vatten tot 1 A4-tje. Deze samenvatting is in dit weblog bericht te vinden.
Deze samenvatting maakt in grote lijnen duidelijk waarmee rekening gehouden moet worden in gebieden waar de levendbarende hagedis voorkomt. Voor aanvullende informatie raden wij aan de soortenstandaard zelf te raadplegen.
1. Ecologische informatie
De levendbarende hagedis is ongeveer 14 cm lang. De dieren zijn meestal bruin van kleur met onduidelijke lengtestrepen. De flanken zijn donkerder dan de rug. Deze soort wordt gemiddeld 3-4 jaar oud en is na twee winters geslachtsrijp. Paringen vinden vooral plaats in mei. Een vrouwtje brengt 3-11 volgroeide jongen ter wereld, meestal in juli. De soort komt voor in open en halfopen gebieden als heidevelden en kapvlakten, maar ook in bermen en houtwallen. De levendbarende hagedis verblijft bij voorkeur in vochtige terreinen met afwisseling in structuur en voldoende dekking en plaatsen om te zonnen. Dieren hebben een leefgebied van enkele tientallen tot 500 m². De levendbarende hagedis komt in een groot deel van ons land voor, maar ontbreekt grotendeels in de provincies die aan zee liggen. In Zeeland en op Terschelling komt de soort ook in de duinen voor. De aantallen nemen sterk af, ook elders in West-Europa.
2. Bescherming
Levendbarende hagedissen mogen niet worden gedood of verontrust en vaste rust- en verblijfplaatsen (voortplantings-, overwinterings- en zomerverblijfplaatsen) zijn beschermd. Ook in perioden waarin de dieren niet aanwezig zijn mogen zulke plaatsen niet ongeschikt gemaakt worden of verloren gaan. In bepaalde gevallen kan gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Als te verwachten is dat bij een ingreep verstoring van levendbarende hagedissen of hun leefgebied zal plaatsvinden moet een ontheffing Flora- en Faunawet worden aangevraagd. Deze wordt verleend als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan en de ingreep aan een wettelijk erkend belang voldoet. Vooraf dient vrijwel altijd onderzoek naar de situatie ter plekke plaats te vinden.
3. Onderzoek
Aanwezigheid van de levendbarende hagedis kan door een deskundige op het gebied van deze soort worden vastgesteld aan de hand van:
maximaal drie bezoeken in april en eind mei tussen 09.00 en 12.00 u op zonnige dagen bij 12-14°C en een windkracht minder dan 5 B waarbij geschikte (zonnige) delen worden afgezocht op zonnende dieren.
Wanneer de soort bij de eerste of tweede ronde is vastgesteld, waarbij het aantal aanwezige dieren kan worden geschat kan de tweede en/of derde ronde vervallen. Gebruik van bestaande gegevens kan zinvol zijn. De verschillende functies die een gebied voor de soort kan vervullen moeten worden vastgesteld, of op basis van expert judgement worden ingeschat.
4. Beschermingsmaatregelen per activiteit
Ingrepen die nadelig kunnen zijn voor de levendbarende hagedis betreffen onder andere:
– natuurherstel, waaronder bijvoorbeeld maaien, chopperen, en inzet van begrazing;
– wijzigen of aanleg van infrastructuur;
– realiseren van bebouwing.
Bij kleinschalige ingrepen waarbij geen leefgebied verloren gaat kan het voldoende zijn te werken buiten de kwetsbare perioden: voortplantingstijd (mei – juli) en winterrust (oktober – april). Het is aan te bevelen gefaseerd te werken. Eventueel kunnen dieren worden weggevangen met inlooppotten. Wanneer de dieren daarna direct in een ander, geschikt leefgebied in de omgeving worden uitgezet, is voor dit wegvangen geen ontheffing nodig. Het plaatsen van schermen kan voorkomen dat dieren al snel weer naar het plangebied terugkeren. Verlies aan leefgebied kan gecompenseerd of gemitigeerd worden door onder andere het kappen van stroken bos, het realiseren van extensief beheerde, structuurrijke stroken, en het aanbrengen van meer structuurvariatie in bosranden. Met genoemde maatregelen kan ook bestaand leefgebied verbeterd worden. Barrièrewerking van infrastructuur kan worden voorkomen of weggenomen met (half)open faunatunnels of met wildviaducten met stobbewallen.
De samenvatting is als PDF hier te downloaden. Samenvattingen van andere soorten zijn te vinden op regelink.nl/soortenstandaard.