Soortspecifiek onderzoek
Wil je een ruimtelijke ingreep uitvoeren, dan moet je je houden aan de Wet natuurbescherming. Dat betekent dat je ecologisch onderzoek moet doen. De eerste stap hierin is een ecologische quickscan. Blijkt uit die quickscan dat er mogelijk beschermde soorten (of functies hiervan) voorkomen in het plangebied, dan moet je dit verder laten onderzoeken. Dat doen we met soortspecifiek onderzoek.
Bij soortspecifiek onderzoek bepalen we of de geplande ingreep een negatief effect heeft op beschermde soorten, zoals vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen, en beschermde functies zoals verblijfplaatsen of foerageergebied. Sinds onze oprichting in 2005 voeren wij al soortspecifiek onderzoek uit.
Hoe gaat het onderzoek in zijn werk?
Wij adviseren je om altijd eerst een ecologische quickscan uit te laten voeren. Tijdens de ecologische quickscan kunnen we de aanwezigheid van heel veel soorten uitsluiten. Soorten die we niet kunnen uitsluiten, onderzoeken we in het soortgericht onderzoek.
Het soortgericht onderzoek werkt met een steekproef: we brengen een aantal bezoeken aan het plangebied (en de directe omgeving hiervan), waarbij we zoeken naar de aanwezigheid van (sporen van) de betreffende soort. Dat doen we in het seizoen dat de soort actief is. Anders dan bij een quickscan, die jaarrond kan worden uitgevoerd, is soortspecifiek onderzoek dus gebonden aan een bepaalde periode. In de tabel onder aan deze pagina vindt u de periodes van de meest onderzochte soorten.
Wat weet je na het onderzoek?
Na het onderzoek weet je of er beschermde soorten (of functies van beschermde soorten) voorkomen in het plangebied. Je weet wat het effect van de ingreep is op individuen maar ook op de gezondheid van de hele populatie (de staat van instandhouding). Daaruit volgt welke maatregelen je moet nemen en of je een ontheffing aan moet vragen.
Hoe wij zorgen voor kwaliteit
Wij werken altijd met de geldende protocollen, zoals het Vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureaus en de kennisdocumenten van BIJ12. Daarmee voldoe je ook aan de eisen van een eventuele ontheffingsaanvraag. Bij moeilijk te traceren soorten zoeken wij altijd naar aanvullende innovatieve monitoringstechnieken om een hogere kwaliteit te kunnen leveren.
Soort | Periode | Minimaal aantal bezoeken |
Huismus | 1 april–15 mei
of 10 maart–20 juni |
2
4 |
Rugstreeppad | 15 april–juli | 3 |
Vleermuizen | 15 mei–eind september | 4 |
Gierzwaluw | 1 juni–15 juli | 3 |